dinsdag 6 juli 2021

Dag 396 - De Houthakker









Een houthakker leefde met zijn drie zonen

op een heuvel aan de rand van het bos.

Een stenen waterput, onderaan de heuvel,

voorzag hen van water,

maar stond deze zomer droog.

Op een dag speelden de zonen bij de waterput.

Ze klommen erin en wilden zien hoe diep de put was.


De oudste zoon hield zich vast aan een touw 

De twee anderen bengelden onder hem in het donker 

De knoop rond de boomwortel was sterk, 

maar de boomwortel was rot. Hij brak 

en de oudste zoon voelde dat niets hen nog tegenhield

Behalve de ijzersteke hand van vader 

rond zijn pols die hem plots omhoog trok.


"Ik had jullie gezegd niet in de put te klimmen.

De put wordt jullie dood.

Maar jullie willen bewijs, want mijn liefde is niet genoeg."

Toen greep vader de arm van de oudste zoon,

en brak hem als een tak. 

Hij zei:

"Een val in een diepe put, heeft je arm gebroken.

Je mag van geluk spreken, dat je nog leeft." 

Hij greep ook de voet van de jongste zoon,

en brak ook twee ribben van de laatste zoon. 

De drie zonen huilden.

"Dit is de dag van jullie neergang. Herinner je deze dag." 


Toen de zonen weer te been waren,

aan het einde van de zomer,

Slopen zij bij nachte naar buiten 

en staken het huis van de houthakker in de brand.

Het huis ging op in vlammen en de zonen vluchtten naar het bos.

De houthakker rolde door de deur naar buiten. 

Zijn rug en zijn haar stonden in vuur en vlam. 

Hij rolde van de heuvel omlaag 

tot hij alleen nog maar rookte en siste. 

Hij kon zijn ogen niet meer openen. 

De volgende morgen kwamen de buren hem helpen. 


De zonen gingen elk hun weg 

en beproefden hun geluk in de stad. 

Jaren gingen voorbij en de leegte 

in de zonen groeide. 


Op een dag liet de jongste zoon 

alles vallen en ging weer naar het bos.

Zo ook de tweede zoon, korte tijd later.

En zo ook de oudste zoon. 


Toen de oudste zoon eindelijk 

langs de waterput liep en de heuvel

omhoogklom, vond hij daar ook zijn broers. 

Hij sloeg de ogen neer en ging naar binnen. 

"Aha," zei de blinde houthakker. "Daar ben je."

De drie zonen die inmiddels binnen

verzameld waren, gingen rond de tafel zitten.

Vader zat bij het vuur en glimlachte. 

"Je broers hebben mijn dak hersteld 

en soep gemaakt. Neem een stuk brood."   

De zoon bleef stil en zijn hand beefde 

toen hij een stuk brood afbrak. 


De houthakker en zijn drie zonen aten.

De vader smakte, en de drie zonen snikten. 

"Lekkere soep," zei de houthakker. 

1 opmerking: